DE BEWAARSCHOOL

Geschreven door Piet Buis en eerst gepubliceerd in Nieuwsbrief 32 en 33 (2000). Als jongen vond ik het een vreemde naam: “de bewaarschool”. Wat werd er dan bewaard? Je kende de pootaardappelenbewaarplaats aan de Molendijk, waarin ‘s winters de pootaardappels van de boeren bewaard werden, maar wat werd er nu in vredesnaam in de bewaarschool […]

Geschreven door Piet Buis en eerst gepubliceerd in Nieuwsbrief 32 en 33 (2000).

Als jongen vond ik het een vreemde naam: “de bewaarschool”. Wat werd er dan bewaard? Je kende de pootaardappelenbewaarplaats aan de Molendijk, waarin ‘s winters de pootaardappels van de boeren bewaard werden, maar wat werd er nu in vredesnaam in de bewaarschool (soms ook wel het bewaarschool) bewaard?

Later werd het allemaal duidelijk en kreeg je in de gaten dat het eigenlijk een soort kleuterschool was, alhoewel ….. in de jaren twintig en dertig en ook nog in de eerste helft van de jaren veertig was er in Zuidland ook geen kleuterschool. Die kwam pas in 1947. De voorloper van de kleuterschool was dus de bewaarschool aan de Ring, nu de feestzaal van Ted Weeda. Het bouwjaar 1878 staat nog wel op de gevel vermeld, maar helaas is de naam bewaarschool verwijderd. Jammer….
In de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond overal in ons land de behoefte aan bewaarscholen voor de kleintjes en scholen voor het geven van onderwijs in vrouwelijke handwerken. Zo ook in Zuidland. Verschillende pogingen werden ondernomen om een bewaarschool te stichten, maar die mislukten omdat men er niet in slaagde voldoende financiële middelen te vinden of een geschikt lokaal.

Er was al een bestuur gevormd. Dat bestuur, de naam dragende van “Het bestuur voor de bewaarschool en school voor vrouwelijke handwerken te Zuidland” en bestaande uit: M.J. de Jongh, voorzitter (tevens burgemeester),
C.M. Loeff, secretaris-penningmeester (notaris), J. de Lang, K. Barendregt,
P.J. Bloem, L. Borstlap Az. en L. de Hoog Mz., (leden) stuurden op 25 januari 1870 een keurig gedrukte circulaire van 3½ bladzijde naar de burgers waarin de plannen voor een bewaarschool ontvouwd werden. Vooralsnog was er nog geen sprake van een eigen gebouw maar van de huur van een lokaal. Hoe interessant het ook zou zijn om de gehele circulaire af te drukken, leg ik mijzelf toch de beperking op om, waar nodig, met enkele citaten daaruit te volstaan. Het bestuur had al intekenlijsten laten rondgaan om na te gaan of het schoolbezoek zo groot zou zijn, dat uit de opbrengst van de te heffen schoolgelden, de jaarwedde van de onderwijzeressen, de huur van het lokaal en de andere onvermijdelijke uitgaven bekostigd konden worden. Het bestuur was kennelijk vreselijk ijverig bezig geweest om de start van de bewaarschool mogelijk te maken en schrijft zelf daarover: “Wij hebben ons naar vermogen tot heden van die taak gekweten. Het aan u allen
bekende boven lokaal, ook wel vroeger tot raadkamer gebezigd, is door ons gehuurd. Die kamer is zoo voldoende mogelijk ingerigt tot het doel waarvoor zij nu bestemd is, en wij mogen zeggen dat zij zich vrij goed tot dat doel leent. Wel hadden wij voor de kleinen liever over eene benedenkamer beschikt, doch dit kon vooralsnog nog niet.”
Er wordt hier gesproken over een bovenzaal, die vroeger als raadkamer werd gebruikt. Dit moet slaan op het pand op de hoek Ring/Stationsweg, waar nu de snackbar gevestigd is. De bovenzaal is nu woongedeelte. In 1950 hebben de kleuters van de christelijke kleuterschool nog enige tijd in dezelfde bovenzaal onderdak gevonden. Voordat zij naar dit gebouw (het
voormalige Gereformeerde Jeugdhuis) gingen, hebben zij nog enige weken in de “oude bewaarschool” aan de Ring gebivakkeerd.

Het op de gevel aangebrachte “Bewaarschool” is later weer verwijderd.

Onderwijzend personeel
Uiteraard was er ook onderwijzend personeel nodig. Ook in dit opzicht hadden de heren bestuurders niet stilgezeten, want, zo schrijven zij: “Uit de sollicitanten is door ons tot onderwijzeresse benoemd Mejufvrouw Gúesen van Haarlem. wij menen door de benoeming van haar in meer dan een opzigt, gunstig te zijn geslaagd. De benoemde zal met eene jongere zuster spoedig naar hier overkomen. Wij hopen den 31 dezer des morgens ten negen uren met het onderwijs te doen aanvangen.”

Schooltijden en schoolgeld
Verder werd bepaald dat van 9.00 – 12.00 uur bewaarschool zou worden gehouden voor kinderen van 3-5 jaar, tegen een schoolgeld van 10 cent per week.De handwerkschool zou worden gehouden van 13.30 uur – 16.00 uur voor meisjes boven de leeftijd van 12 jaar. Voor meisjes boven de 5 jaar werd les gegeven van 17.00 – 19.00 uur. Het schoolgeld werd bepaald voor de middaguren op 15 cent per week, voor de avondlessen op 15 cent per week. Het schoolgeld moest bij vooruitbetaling worden voldaan. Dat ‘s middags alleen meisjes van 12 jaar en ouder werden toegelaten hield verband met het feit,
dat het onderwijs in vrouwelijke handwerken niet bevorderd mocht worden ten koste van het gewoon lager onderwijs.
Bij hun vooronderzoek was het bestuur gebleken, dat er 72 kinderen van 3 tot 5 jaar in de gemeente woonden en 88 meisjes van 5 tot 12 jaar en 54 meisjes van 12 tot 16 jaar.

…… Laatste citaat …….
Tenslotte nog een laatste citaat uit de bewuste circulaire: “En hiermede geachte medeburgers, bevelen wij onze zaak, die ook de Uwe is, U aan. Moge de school strekken tot welzijn van Zuidlandsch jeugd! Nog een woord ligt ons op het hart; gelieft in het oog te houden de spreuk: alle beginselen zijn moeilijk.”

Op naar een eigen gebouw ….
Voordat er sprake was van een eigen gebouw zijn we inmiddels al een aantal jaren gevorderd en schrijven we 1877. Kennelijk zag het bestuur geen kans om voldoende geldmiddelen bijeen te brengen om zelf een eigen school te stichten en klopte men bij de gemeente aan. Op 28 februari 1877 werd door de gemeenteraad het plan opgevat om te komen tot de bouw van een “bewaar- naai- en breischool annex Raadhuis, secretarie, gevangenis en brandspuithuisje.” Op 14 april 1877 werd door de
gemeenteraad een besluit genomen om grond te kopen voor de bouw van “een bewaarschool met onderwijzeres- en veldwachterswoning met annex Raadhuis. Dit besluit werd op 24 april 1877 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. De akte werd voor notaris Loeff gepasseerd op 4 mei 1877.
De akte behelsde, dat van Jacob Overgaauw, broodbakker, werd gekocht een perceel grond met schuur en wagenhuis voor de prijs van ƒ2600,- gelegen aan het Hoofd. Uiteraard moest het betreffende perceel bouwrijp gemaakt worden en het bleek, dat het stuk grond opgehoogd moest worden. Waar moest de grond daarvoor weggehaald worden?
Het gelukte het bestuur van de polder Velgersdijk tot een akkoord te komen, hetgeen werd vastgelegd in een ten overstaan van notaris Loeff gesloten overeenkomst, gedateerd 22 mei 1878. Het polderbestuur gaf aan de gemeente Zuidland toestemming “om van de Westzijde van de Krommendijk te doen afgraven en vervoeren twaalfhonderd à dertienhonderd kubieke meters grond, of zoveel meer als mocht blijken nodig te zijn tot ophooging van het terrein waarop vanwege de gemeente Zuidland een gebouw bestemd tot bewaarschool, school voor vrouwelijke handwerken, woning voor de onderwijzeres, veldwachterswoning, raadkamer, secretarie en aanhorigheden in aanbouw is, zoomede tot ophooging
van den daarlang gelegen dam en tot demping van het naast of langs dat terrein gelegen water.”
Tengevolge van het afgraven van een stuk dijkweiland leed de huurder daarvan schade. De gemeente stelde hem schadeloos door hem een bedrag van ƒ 25,- ineens te geven bij mondelinge overeenkomst. In de met de polder gesloten overeenkomst werd ook nog bepaald, dat de aardhaling moest zijn voltooid voor 31 december 1878.
Verder werd vastgelegd, dat de gemeente elk jaar aan de polder Velgersdijk een bedrag van ƒ 50,- zou geven als bijdrage in de kosten van het onderhoud van de grindweg die over de dijk liep, te voldoen op de eerste januari van elk jaar. Deze bijdrage aan de polder Velgersdijk, later opgegaan in de polder Drenkwaard en nog later in het Waterschap de Brielse Dijkring, werd langer dan een eeuw betaald. Pas door de gemeente Bernisse werd met goedvinden van het Waterschap de betaling van deze bijdrage gestaakt. Uit de met de polder Velgersdijk gesloten overeenkomst valt af te leiden dat op 22 mei 1878 de bewaarschool al in aanbouw was.
Het is duidelijk, dat men toen al een goed inzicht had in de kosten van het project. Al op 26 juli 1877 werd een begroting opgemaakt, door de met de bouw belaste architect H.E. de Baan uit Scheveningen. De recapitulatie van deze begroting volgt hieronder:

Recapitulatie

Voorbereidende werkzaamhedenƒ 155,00
Grondwerkenƒ 170,00
Metselwerkenƒ 7.715,83
Timmerwerkenƒ 6.324,53
Lood- en zinkwerkenƒ 668,00
IJzer- en koperwerkenƒ 789,00
Stucadoorswerkenƒ 1.032,00
Behangerswerkenƒ 80,00
Portlandcement en steenwerkenƒ 388,50
Schilder- en glaswerkenƒ 628,25

_________
Totaal ƒ17.954,11
Administratie, risico en winst ƒ 1.400,00
_________
Totale bouwkosten ƒ19.354,11
Hiervan af voor waarde oude houten gebouwen (?) ƒ 200,00
_________
ƒ19.154,00

Aanbestedingen
Er werd een openbare aanbesteding gehouden voor de bouw van de bewaarschool. Ook werd het vervoer
van de grond van de Krommendijk naar de Dam aanbesteed. van het plakkaat van de laatstgenoemde
aanbesteding, laten we het eerste gedeelte hiervan letterlijk volgen.
Openbare besteding
Burgemeester en wethouders van Zuidland, zullen op Maandag den 25e dezer (= 25 maart 1878) des namiddags ten 4 uur, ter Raadkamer publiek bij inschrijving besteden, het vervoeren van een hoeveelheid grond vanaf de hoogte langs de slootzijde der weide van den Heer A. van Beek liggende in den Polder Molengorzen nabij den korenmolen, naar het bouwterrein tot stichting van een bewaarschool, etc.

Gunning
Uit de archiefbescheiden blijkt, dat het werk werd gegund aan de aannemer Georgius van der Vlugt uit Rozenburg, de laagste inschrijven voor de prijs van ƒ18.999,-.
Klaar voor de start
Toen het gebouw helemaal klaar was en in gebruik kon worden genomen voor de doeleinden waarvoor het gebouwd was, was – naar we mogen aannemen – de gehele bevolking trots op zo’n mooi, royaal gebouw, dat zo beeldbepalend was en nog is, aan de Noordzijde van de Ring en de hoek Ring/Hoofd, want waar de bewaarschool de ingang had aan de Ring, maakte
het gemeentehuis front naar het Hoofd en had daar de ingang. Het gemeentewapen van Zuidland pronkt nu nog boven de ingang. De twee brandspuithuisjes hadden ook de ingang op de Ring. Op oude foto’s staan zij aangeduid met spuit 1 en spuit 2. De uitdrukking: “Wacht even, daar heb je spuit elf ook nog!”, kan dus nooit in Zuidland verzonnen zijn, want de Zuidlandse brandweer kon toen niet verder tellen dan tot twee, blijkens de foto.


Toeters en bellen
De oorspronkelijke bewaarschool miste de uitbouw, die er later aan de Ringzijde is aangezet, maar had wel in het midden een brede gang, die het gebouw in een linker en een rechterzaal verdeelde. Oude foto’s laten ook nog zien, dat er een grote luifel aan de langszijde was bevestigd. Verder was er op enkele meters uit de gevel een ijzeren hekwerk geplaatst, met daarbinnen een soort speelplaats. toen er nog geen muziektent was (jaren dertig en veertig) werden er op die open plaats concerten gegeven door de plaatselijke muziekvereniging “Volharding”. De muzikanten zaten keurig achter het ijzeren hek en het publiek bleef er netjes vóór en kon ongestoord genieten van de marsen en karakterstukken, die op zomerse zaterdagavonden uit het koperwerk vloeiden. Het gemeentehuis stond ten opzichte van de rooilijn van de woningen aan dezelfde kant van het Hoofd,
enkele meters naar achteren. Dat had tot gevolg, dat het eerste huis na het gemeentehuis, dat al van vóór 1933 tot december 1942 bewoond werd door Philippus Levie, een Jood, een stuk naar voren sprong. Aan dat stuk vooruitspringende muur was een gemeentelijk publicatiebord bevestigd, waarop alle gemeentelijke aankondigingen, zoals van huwelijken werden aangeplakt. Er is ook sprake van een “gevangenis”. Ik neem aan, dat dit een gewone politiecel was, waarvan ik niet weet of die ooit is gebruikt. Als het wel zo is kan ik me voorstellen dat de arrestant, die langer dan één nacht opgesloten was,
zijn maaltijden kreeg van de veldwachter. Uiteraard was de trouwzaal ook in het gemeentehuis gevestigd. Eén trouwpartij herinner ik me nog, n.l. die van mijn oom, Maarten Lugtenburg, héél kort na de oorlog. Mijn oom was bij de B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten). Het bruidspaar moest door een erehaag gaan van met geweren bewapende B.S.-ers, die ter ere van het huwelijk van hun strijdmakker en zijn bruid hun salvo’s deden daveren tussen de huizen van Hoofd en Ring.


Het gebruik van de bewaarschool door de jaren heen
‘t Ja! En dan de bewaarschool. Waar die in de loop der jaren voor gebruikt werd is eigenlijk niet goed meer te beschrijven, want dat wordt een boekwerk van hier tot ginder. Misschien bent u niet geïnteresseerd in het hele boek, maar mag een bloemlezing? In 1917 ging het blijkbaar niet meer zo goed met de bewaarschool. De gemeenteraad besloot tenminste op 20 april 1917 niet meer te voorzien in de vacature van hoofd van de bewaarschool. Op die datum nam de raad ook het besluit om eervol ontslag te verlenen aan Catharina Ida Henriëtta Johanna Berckenhoff, met ingang van 1 juli 1917.
Na 1 juli van genoemd jaar bleef de school tot nader order gesloten. Het vrijkomende lokaal kreeg als bestemming gymnastieklokaal voor de leerlingen van de openbare school, die tot dan toe gymnastiek kregen in het koor
van de Nederlands Hervormde Kerk. De woning van het hoofd van de bewaarschool zou (tijdelijk) worden verhuurd aan de heer M. Geluk. Dat er ook tijdens de oorlogsjaren van de eerste wereldoorlog enig leven in de agrarische sector te bespeuren was, mogen we opmaken uit het feit, dat de gemeenteraad op 26 juni 1917 zich boog over het voornemen tot oprichting
van een groente- en fruitveiling. Daarvoor moesten besprekingen worden gevoerd. De raad stelde daarvoor de bewaarschool gratis ter beschikking. In dezelfde raadsvergadering werd besloten tot “aankoop van 3 spoorwagons gezaagd dennen- repen of bruikhout”. Dit zou worden opgeslagen in de bewaarschool. In 1914 werd de bewaarschool gebruikt als dagopvang voor een aantal Belgische vluchtelingen, dat door het oorlogsgeweld uit eigen land verdreven was en nu zijn toevlucht had gezocht in de Noordelijke Nederlanden. Daarover schreef ik in een vorige Nieuwsbrief (no. 31) en weid ik daar nu niet verder over uit.

De crisisjaren
In de crisisjaren voor de tweede wereldoorlog heerste er in ons land grote werkeloosheid. En Zuidland kreeg daarvan een behoorlijke portie mee. Met name de agrarische sector had het heel zwaar te verduren. Vooral in de wintermaanden waren er veel landarbeiders werkeloos. De vlasbewerking, die in die jaren vrij kleinschalig was, bood niet voldoende werkgelegenheid. Het gevolg was, dat er velen met hun ziel onder de arm op straat liepen of allerlei karweitjes opzochten of gingen hengelen in de vlieten en de wateringen.
De W.W. was er niet. De boeren en de werkgevers uit de andere sectoren betaalden het loon van hun werknemers niet door. Noodgedwongen moesten ze dan “van de stêûn gaan trekke.” Dat hield in, dat zij van gemeentewege een uitkering kregen, die veel lager lag, dan het loon, dat ze in normale omstandigheden verdienden. “Te vêûl om te sturve in te weinig om te leve”, werd er dikwijls gezegd. Vooral de gezinnen met veel kinderen, en die waren er in die jaren in Zuidland heel wat, hadden het arm. Zij hadden nauwelijks te eten, geld voor kleren en andere zaken was er niet. Sommigen stonden bij de plaatselijke bakkers en winkeliers behoorlijk in het krijt.“Zwart werk”was er toen niet bij, want de werklozen moesten iedere dag gaan “stempelen”. Zij moesten in de bewaarschool een stempel gaan halen. Als zij dat niet deden werden zij gekort op hun uitkering of werd hun uitkering beëindigd.
Ook was er nog de zogenaamde “B-steun”. Dat was een vorm van ondersteuning in natura. Er werden dan blikken vlees en gehakt en andere zaken gratis ter beschikking gesteld van de werklozen. Met Nieuwjaar was er het ”Nieuwjaarsbrood”. De bakkers kregen opdracht voor rekening van het armbestuur een flink aantal broden te bakken, ter verdeling onder de gezinnen, die dat het hardst nodig hadden. Om het leven van de werklozen wat te veraangenamen had de gemeente in
een van de zalen van de bewaarschool een soort ontspanningslokaal ingericht. Daar konden de stempelaars hun tijd doden met sjoelen, dammen en kaarten.

De tweede wereldoorlog
Tijdens de tweede wereldoorlog werden er door de bezetter tal van nare maatregelen genomen. Eén ervan was, dat alle radio’s moesten worden ingeleverd, want er mocht niet naar de Engelse zender – waarop o.a. radio Oranje (een Nederlandstalige uitzending) zijn stem liet horen – worden geluisterd. De ingeleverde radio’s werden tijdelijk opgeslagen in de
bewaarschool. En kent u de kreten: “Rrrrrràttenn!! ….. Rrrrrávenn!!? Ook die geluiden klonken in de oorlogsjaren in de bewaarschool en wel uit de mond van meester Leen van den Engel, die in een van de zalen van de bewaarschool gymnastiek gaf aan de jongens van de vierde klas van de School met den Bijbel.
Ratten en raven was een spelletje aan het eind van de gymnastiekles tussen twee groepen: de ratten en de raven. Wie zijn expres lang aangehouden groepsnaam hoorde roepen moest als een haas aan de andere kant van de zaal zien te komen, want wee je gebeente al je de laatste was, dan viel je af. Dat ook de leerlingen van de christelijke school gymnastiek kregen, was een verplichting die door de bezetters werd opgelegd, want de “Germaanse” Nederlandse jeugd moest een beetje in de pas blijven met de jeugd in Duitsland, die een opleiding kreeg op bijna militaire leest geschoeid en een van de onderdelen daarvan was gymnastiek.

Na de oorlog
Al vrij snel na de oorlog – in 1946 – besloot de “noodgemeenteraad” (een van de leden was toen Jacob van Bergeijk sr.) het notarishuis van de familie Loeff aan de Steenenweg te kopen en te bestemmen tot gemeentehuis. Het oude gemeentehuis aan het Hoofd werd kennelijk te klein en te benard en daarom werd besloten het gebouw annex bewaarschool te verkopen. Willem Kabbedijk, caféhouder en veehandelaar, die een café had in een pand aan de Breedstraat (nu Rabobank – rechter gedeelte) werd de gelukkige eigenaar. Hij ging wonen op de bovenverdieping van het oude Raadhuis. Willem Kabbedijk heeft er – vooral in de jaren, dat er weinig of geen grote zalen waren in Zuidland behalve de bewaarschool – goede jaren gehad. Samen met zijn vrouw en dochters en als het nodig was andere hulpkrachten, zoals zijn broers Gerrit en Maarten. Vanaf april 1946 runde hij “Vanouts het Raedthuys” totdat hij het overdeed aan Piet van Meurs. Het oude gemeentehuis werd bewoond door de hierna genoemde gezinnen:
1. Klaasje Kabbedijk- van Putten, van 26 maart 1947 tot 1 september 196?;
2. Willem Kabbedijk, van 5 januari 1951 tot 12 december 1960;
3. Dirk Arie van der Wal, van 12 december 1960 tot 6 september 1963;
4. Leendert Overgaauw, van 23 september 1963 tot 5 december 1966;
5. Pieter van Meurs, van 5 december 1966 tot 26 augustus 1974;
6. Ary Notenboom, vanaf 16 maart 1977;
7. Na het vertrek van Notenboom heeft ook de familie Van der Sluis er nog gewoond.

De februari-ramp van 1953
In de tijd van Willem Kabbedijk kwam ook de watersnood. Waar zijn café en zaal toen al niet voor gediend hebben! Het was gewoon de zoete inval voor allen die nog in Zuidland waren achtergebleven. Het Roode Kruis nam er zijn intrek met de keuken en verzorgde na de eerste dagen van de ergste chaos de warme maaltijden voor de achterblijvers. Verder was er “Ome Jan” van het Roode Kruis, een kaalhoofdige Amsterdammer, aan wie het podium in de zaal en de kleedruimte was toegewezen voor het opslaan van zijn voorraden verband, etenswaren, enz. Als je naar “Ome Jan” toeging en je vertelde hem
met een meewarig gezicht, dat de sigaretten op waren, nam hij je mee naar het podium en schoot hij ter plekke in de rol van goedgeefse hulpverlener en kreeg je van hem weer een pakje van de begeerde rookartikelen. Ook was er een soort klerendepôt. Nabij het biljart stonden rekken opgesteld, waaraan allerlei gebruikte kleren hingen. Deze kleding werd uitgedeeld, want de meeste achterblijvers hadden niet meer kunnen redden dan de kleren die zij aan hadden toen zij naar de Ring vluchtten. Omdat er van alles niet voldoende was en de juiste maten niet voorradig, kon niet iedereen tevreden gesteld worden. Het gemopper was dan ook niet van de lucht. Zelf kreeg ik een Amerikaans pak, bruin van kleur, met vierkantssluiting dat kennelijk had toebehoord aan een gezette Yankee. De jas en de broek waren te wijd en de broek was ook nog te kort, het was wat je noemt hoogwater. Maar omdat we in een situatie leefden waarin het echt hoog water was, kon je niet zo nauw
kijken naar ietwat te wijde kledij. Je was blij, dat je wat had. Zuidland verloochende ook tijdens de rampdagen zijn Calvinistisch karakter niet. Al op de eerste zondag na de ramp werd er in de bovenzaal van het Gereformeerde Jeugdhuis een kerkdienst gehouden, waarin de beide plaatselijke predikanten voorgingen. Ds. Scholing van de Gereformeerde kerk en ds. Mortier van de Nederlands Hervormde kerk. Alles wat nog in Zuidland gebleven was bezocht die kerkdienst. Het werd voor predikanten en toehoorders een heel erg emotionele dienst, hetgeen niet te verwonderen was nu er zoveel slachtoffers (21) waren te betreuren. De bovenzaal van het Jeugdhuis was al snel te klein, omdat er steeds meer Zuidlanders ten gevolge van het zakken van het water naar hun huizen konden terugkeren. De kerkdiensten werden dan ook voortaan gehouden in de zaal van Willem Kabbedijk totdat de eigen kerkgebouwen weer konden worden betrokken.Ook de fundamentele stoffelijke zaken werden niet vergeten. Waterleiding was er in 1953 nog niet. De regenbakken waren volgelopen met zout water, dus niet geschikt voor drinkwater. Daarom werd water aangevoerd per tankauto. Een grote watertank werd neergezet op het pleintje voor de bewaarschool en een ieder kon zijn emmertje water gaan halen. De tank werd bediend door o.a. Wout Kraak en (wijlen) Piet Verheij Marinuszoon. Toen na de rampdagen iedereen weer was teruggekeerd in Zuidland en het gewone leven weer op gang was, kon Willem Kabbedijk ook de draad weer oppakken.

Na de ramp
Het is niet goed doenbaar om een overzicht te geven van alle evenementen die in de jaren na de ramp in “de bewaarschool” plaatsvonden. Er waren bruiloften en partijen, jaarvergaderingen van zang- en muziek- en sportverenigingen, jeugdbijeenkomsten, openbare verkopingen, modeshows, tentoonstellingen, kortom alles wat maar publiek trok. Natuurlijk was er ook nog zaal Meiburg, die wat kleiner was, maar dan nog …. de zaalaccommodatie was in Zuidland in die jaren niet voldoende, totdat het verenigingsgebouw, dat in 1964 in gebruik werd genomen de nodige verlichting kwam brengen.

Nog even iets over de “onderwijzerswoning”
De onderwijzerswoning, die tegen de bewaarschool aangebouwd werd, werd vanaf het begin betrokken door het onderwijzend personeel van de bewaarschool. Uit de woningregisters van de gemeente Zuidland kunnen we de volgende gegevens noteren:
1. Francina Jacoba Berkenhoff, van 29 april 1879 tot 7 juli 1917;
2. Hermandina Elisabeth Berkenhoff van 24 juli 1890 tot 7 juli 1917;
3. Catharina Ida Henriëtta Johanna Berkenhoff;
4. Vervolgens wordt vermeld dat de woning na 1 juli 1917 werd verhuurd aan M. Geluk;
5. Daarna komt op 31 december 1923 Leendert Jansens (de veldwachter) in de woning, die op 30 juni 1936 vertrekt naar huize Helena, het pand Steenenweg 402a (nu Raadhuisstraat 27);
6. Op 25 april 1936 betrekt kleermaker Jacob Boiten de woning. Hij blijft tot 2 september 1952.
7. Zijn vakbroeder, Kornelis Pastoor, volgt hem op op 19 september 1952 en woont daar tot zijn overlijden op 2 juli 1959. Zijn weduwe K. Pastoor-Smit blijft er nog wonen tot 24 maart 1960.
8 Willem Kabbedijk gaat er dan nog wonen op 12 december 1960 tot zijn overlijden op 23 maart 1976, waarna zijn weduwe C. Kabbedijk-Scheer nog in de woning blijft tot 1996.
9 Haar dochter Klaasje, getrouwd met Leen Overgaauw, bewoont nu de woning.

Tenslotte
Het mag duidelijk zijn, dat de tand des tijds ook behoorlijk geknaagd heeft aan de bewaarschool en zijn annexen, maar de nodige interne en externe reparaties en verbouwingen hebben gezorgd, dat door de jaren heen het gebouw vrij goed bewaard is gebleven. Maar toegegeven …. een nieuwe verflaag zou geen kwaad kunnen en zou het gebouw, dat zo beeldbepalend is voor de Ring, en dat meehelpt Zuidland zijn eigen karakter te geven, een
behoorlijke “opwaardering” geven.1)
1) Dat Ted Weeda de wens had het gebouw aan de buitenkant aan te passen was bij menigeen bekend. Dat die wens begin 2000 tot werkelijkheid kon worden zal niet alleen hem, maar menig Zuidlander tot vreugde stemmen

2) aanvulling 2020: In circa 2003 verkocht Ted Weeda het pand en werd het na een grondige renovatie: hotel restaurant Blessing. Dit is zo gebleven tot 2019 waarna het pand enige tijd vacant stond. Laatst bekende plannen zijn dat het een medisch kinderdagverblijf wordt (https://www.ad.nl/voorne-putten/kinderhospitaaltje-in-voormalig-hotel-zuidland~ac1a8739/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F)